Hylkema Erfgoed heeft samen met bureau Fenicks BV in opdracht van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap onderzoek gedaan naar de restauratiebehoefte van alle rijksmonumenten in Nederland (met uitzondering van de woonhuizen), in de komende tien jaar. Dit gaat om ruim 29.000 objecten.
Op 4 april overhandigden Ben Verfürden (Hylkema Erfgoed) en Jan-Hylke de Jong (Fenicks BV) een tussenrapportage van het onderzoek aan Fleur Gräper-van Koolwijk, demissionair Staatssecretaris Cultuur en Media en Meindert Stolk, gedeputeerde van Zuid-Holland en portefeuillehouder erfgoed van het IPO.
Volgens het rapport is de komende tien jaar 770 miljoen euro extra nodig om de niet-woonhuis monumenten met het oog op een duurzame toekomst te restaureren. Daarbij is uitgegaan van de huidige beleidslijn om de restauratiebehoefte terug te brengen tot 10% van het totale aantal monumenten. Ook is uitgegaan van het huidige monumentenbestand, dus zonder groei door aanwijzing van nieuwe monumenten, bijvoorbeeld uit de periode Post’65. In het rapport wordt ook aangegeven dat over historische interieurs en bijvoorbeeld ook funderingsproblemen te weinig bekend is om een goede raming te maken. De 770 miljoen die geraamd is als nodig bovenop de circa 45 miljoen die Rijk en provincie op basis van de huidige situatie in tien jaar beschikbaar zouden hebben, moet dan ook als minimaal bedrag gezien worden.
Demissionair staatssecretaris Gräper was donderdagochtend te gast bij Radio 1 om te spreken over het belang van instandhouding van ons erfgoed. Zij wees op de problematiek van de (zeer) grote restauraties die te kostbaar zijn om binnen de mogelijkheden van de provincies op te vangen. De provinciale budgetten zijn daarvoor ontoereikend. Daarom is dit onderzoek geïnitieerd: wat is er dan nodig om deze monumenten voor de volgende generaties te behouden? Volgens Gräper is het belangrijk dat er juist nu aandacht is voor de opgave. Ze wijst erop dat we nu in een periode verkeren waarin veel monumenten weer restauratie behoeven. Talrijke monumenten die gerestaureerd zijn na de Tweede Wereldoorlog zijn daar nu weer aan toe. Het is een cyclisch gebeuren: ook bij voldoende onderhoud komt er toch weer een moment waarop weer een restauratie nodig is.
Bij de presentatie van het onderzoek gaf Gräper aan dat de genoemde 770 miljoen nodig voor de restauratie, maar dat duurzame instandhouding vraagt om meer: belangrijk is dat na restauratie het structurele onderhoud geborgd is. Daarvoor is het noodzakelijk dat de monumenten een functie hebben. Versterking van de exploitatie, verduurzaming en vaak ook herbestemming zijn daarom erg belangrijk en ook dat moet gestimuleerd worden. Het is ook belangrijk dat monumenten waar mogelijk toegankelijk en beleefbaar zijn voor het publiek. Voor Gräper is behalve de cultuurhistorische waarde ook de betekenis voor de identiteit van dorp, stad en landschap belangrijk. Gräper: “Wanneer voel je je nou ergens thuis? Mensen verwijzen altijd naar grote monumenten: ‘Als ik die kerk, of dat gebouw zie, dan voel ik mij thuis.’ Wil je dat ook behouden voor volgende generaties, dan zullen we daarin moeten investeren.”
Ben Verfürden: “Het percentage monumenten in matige of slechte staat is de afgelopen jaren gedaald en dat is zeker voor een groot deel te danken aan de investeringen die Rijk en provincies hebben gedaan. Echter, er moet nog heel veel gebeuren en het wordt er door de stijgende kosten voor de eigenaren niet makkelijker op. We hebben het dan nog alleen over restauratie, terwijl de exploitatie, verduurzaming et cetera ook forse investeringen met zich meebrengen. Het is goed dat mevrouw Gräper en de heer Stolk wijzen op de problematiek van de grote restauraties, die vragen om investeringen die de provinciale budgetten ruimschoots te boven gaan.”