Op 20 juni stuurde demissionair staatssecretaris Fleur Gräper-van Koolwijk een brief naar de Tweede Kamer waarin zij informeert over de uitkomsten van de tweede fase van de in 2022 gestarte verkenning naar het financieringsstelsel voor de monumentenzorg. In het kader van deze verkenning heeft Hylkema Erfgoed samen met bureau Fenicks twee onderzoeken uitgevoerd, waarvan de rapportages als bijlage zijn meegestuurd met de brief. In het eerste onderzoek is verkend wat de restauratieopgave is in de komende tien jaar voor de rijksmonumenten, exclusief de woonhuismonumenten, en is de doeltreffendheid en doelmatigheid van het huidige restauratiesubsidiestelsel onderzocht. In het tweede onderzoek is de subsidieregeling voor instandhouding van woonhuismonumenten geëvalueerd.
Van het onderzoek naar de niet-woonhuismonumenten is eerder, op 2 april jl. al een tussenrapportage gepresenteerd over de kwantitatieve opgave. Hierin werd aangegeven dat 14,6 van de (niet-woonhuis)rijksmonumenten in een matige tot slechte staat verkeert en dus een restauratiebehoefte heeft. De beleidsdoelstelling van de rijksoverheid is een opgave van niet meer dan 10%, er resteert dus nog een aanzienlijke opgave. Uitgaande van het bereiken van de doelstelling in 2040 zou tenminste 770 miljoen euro extra geïnvesteerd moeten worden, wanneer uitgegaan wordt van 2033 is er tenminste 367 miljoen euro extra nodig. Hierbij is nog geen rekening gehouden met funderingsproblemen en effecten van klimaatverandering en ook niet met effecten van toenemende aandacht voor historische interieurs en aanwijzing van nieuwe rijksmonumenten, bijvoorbeeld uit de Post65-periode.
In het definitieve rapport wordt nader ingegaan op het systeem van restauratiesubsidies, die worden toegekend door de provincies. Er is veel draagvlak voor dit decentrale stelsel, maar het heeft ook een erg problematische kant: de financiële steun die nodig is voor de grote, zeer kostbare restauratieopgaven kan onmogelijk uit de provinciale budgetten geleverd worden, die zijn daarvoor veel te beperkt. De staatssecretaris adviseert hiervoor een aanvullend regime te ontwikkelen op landelijk niveau. Daarvoor zijn extra middelen nodig, besluitvorming daarover is aan het nieuwe kabinet.
De evaluatie van de Woonhuisregeling laat zien dat de staat van onderhoud bij de woonhuismonumenten inmiddels al rond de beleidsdoelstelling van 10% ligt. De regeling lijkt hiermee goed te voldoen, in die zin dat de restauratiebehoefte teruggebracht is naar een acceptabel niveau. Belangrijk is echter dat dit ook zo blijft, en dat de Woonhuissubsidie helpt om de staat van onderhoud ook op peil te houden. Het aantal aanvragers blijft groeien en om aan de groeiende vraag tegemoet te kunnen komen wordt voorgesteld om het aandeel dat nu gaat naar relatief zeer grote subsidieverzoeken, die betrekking hebben op restauraties, te verminderen door bij dergelijke opgaven meer in te zetten op (laagrentende) financiering. Daartoe kan gedacht worden aan het instellen van een maximumbedrag.
In de onderzoeken wordt ook geconstateerd dat er categorieën rijksmonumenten die voor geen enkele subsidie in aanmerking komen, de demissionaire staatssecretaris raadt aan nader te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om hier een mouw aan te passen.
In de brief komen de nodige andere aspecten aan de orde en worden ook maatregelen opgesomd die de doeltreffendheid en doelmatigheid op korte termijn al kunnen verbeteren.
Hylkema Erfgoed en Fenicks hebben graag bijgedragen aan een actueel beeld over de opgave waar we voor staan en het functioneren van het subsidie-instrumentarium. We willen ook via deze weg iedereen bedanken die bijgedragen hebben aan de onderzoeken!
Foto: aanbieding tussenrapportage april 2024 (Beeld: Marco de Swart)