Een kijkje achter de schermen bij het bouwhistorisch onderzoek naar de De Sint Martinuskerk in Doornenburg. De kerk werd begin 2015 buiten gebruik gesteld. Na jarenlange leegstand gloort een nieuwe bestemming als Integraal Kindcentrum (IKC), met een school en kinderdagverblijf. In opdracht van de gemeente Lingewaard heeft bouwhistoricus Merel Spruit een bouwhistorische verkenning uitgevoerd van de kerk, die in 1951 werd gebouwd ter vervanging van de in 1944 verwoeste eerdere kerk. De verkenning geeft inzicht in de monumentwaarden van de kerk, waaronder fraaie interieurelementen. Deze monumentwaarden zullen waar mogelijk als uitgangspunt dienen bij de transformatie tot schoolgebouw.
De gemeenteraad van Lingewaard stemde eind maart in met de herbestemming. De bijzondere kerk, ontworpen door de Utrechtse architect Th. Nix in de stijl van de Bossche School, blijft zo een sociaal middelpunt in het dorp.
De Sint Martinuskerk werd in 1951 gebouwd als katholieke driebeukige basilicale kerk met centraalbouw en schip door architectenbureau De Jong, Taen en Nix, ter vervanging van de in 1944 door de Duitsers verwoeste kerk op dezelfde locatie. Architect Nix was aanhanger van de Bossche School, een architectuurstroming die zich kenmerkt door het gebruik van harmonieuze proporties en klassieke elementen, alles in een sobere trant met gebruikmaking van moderne materialen. Tegelijkertijd past de Sint Martinuskerk in haar vormgeving en constructies met beton ook bij de typerende, vernieuwende wederopbouwarchitectuur waarin veel kerken in die periode werden gebouwd. De betonnen cassettenplafonds en achthoekige zuilen verlenen de kerk hun architectonische expressie.
De toren, die eerst bedacht was als losstaande campanile, werd uiteindelijk in 1961 alsnog aan de kerk vastgebouwd, hetgeen nog te zien is in het metselwerk. De oorspronkelijke entreepartij werd hierbij aangepast en deels geïncorporeerd in het nieuwe portaal. In de toren werd het orgelbalkon geplaatst, met daarop het orgel van gerenommeerde orgelbouwer Verschueren uit 1953. Boven de nieuwe entree werd een bijzonder reliëf geplaatst met Christus als begin en einde (alfa en omega) en waarin het thema ‘levensloop’ centraal staat.
Een groot deel van het oorspronkelijke en daarna aangegroeide interieur is nog aanwezig, waaronder de vloer met Solnhofener steen, het priesterkoor en een zuil in lavabasalt, de koorhekken, het altaar, het marmeren doopvont, terracotta reliëfs met de kruiswegstaties van Christus, een groot deel van de koorbanken, een heiligenbeeld, een ingemetseld reliëf boven het priesterkoor, ingemetselde wijwaterbakken van lavabasalt, twee biechtstoelkasten en het orgel op het orgelbalkon. Al deze interieurelementen vertegenwoordigen (sommige in meer, andere in mindere mate)kunsthistorische waarde en ze maken de liturgische gebruiksgeschiedenis van de kerk afleesbaar. Opmerkelijk zijn onder andere het zij-altaar in klei, waarop diverse panelen/tegels zijn aangebracht die (moderne) gereedschappen voor houtbewerking laten zien, zoals een werkbankklem, handboor, nijptang, als verwijzing naar de professie van Jozef.
Voor het opstellen van een waardering volgt ons bureau de richtlijnen voor Bouwhistorisch onderzoek, opgesteld door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, de Stichting Bouwhistorie Nederland, de Vereniging Nederlandse Gemeenten, het Atelier Rijksbouwmeester en de Rijksgebouwendienst. In het geval van de Sint Martinuskerk zijn zowel de externe als de interne monumentwaarde onderzocht. In de externe- of contextuele waardestelling worden de waarden van een gebouw/complex met soortgelijke gebouwen op landelijk, regionaal of plaatselijk niveau vergeleken. De Martinuskerk scoort op alle externe categorieën hoog: algemene historische waarde, ensemblewaarde, architectuurhistorische waarde, bouwhistorische waarde en waarde vanuit de gebruikshistorie. Ook de interne monumentwaarden zijn hoog, met klein een aantal elementen die als positief of indifferent zijn aangemerkt.
Hylkema Erfgoed zet zich in voor het behoud van erfgoed in Nederland: historische én jonge gebouwen en complexen. Merel Spruit onderzoekt zeer regelmatig Wederopbouw-projecten en legt zich toe op de appreciatie van bijzondere bouwwerken uit deze periode: “De Martinuskerk heeft binnen de periode van de wederopbouw een zekere zeldzaamheidswaarde als kerk die is vormgegeven in de trant van de Bossche School en typerende wederopbouwarchitectuur. Wederopbouwarchitectuur staat in het teken van vernieuwing en optimisme, waarbij architecten tegelijkertijd zorgvuldige ontwerpen nastreefden. De Sint Martinuskerk is van belang voor het oeuvre van architect Th. Nix. Het hoogwaardige ontwerp, zowel in opbouw als in materialisering en detaillering, is van hoge architectuurhistorische waarde. Bovendien zijn, hoewel niet bijzonder eenduidig vormgegeven, meerdere interieurelementen aanwezig die doen herinneren aan het oorspronkelijke liturgische gebruik en die tezamen een ensemble vormen (met orgel, koor, een groot deel van de banken en kunst), dat voor een groot deel compleet is.”
Spruit: “Ook exterieur en interieur zijn op elkaar afgestemd het ensemble van de kerk met aangebouwde pastorie en omliggende perceelmuur is gaaf aanwezig en afleesbaar. Bovendien vervult de toren een signaalfunctie als herkenningspunt in het stedenbouwkundig weefsel. De hoge bouwhistorische waarde heeft de kerk te danken aan de grote rol die de vernieuwende betonconstructies spelen in de opzet van de kerk (lateien, cassettenplafonds, bimsbetonplaten), terwijl tegelijkertijd een traditioneler houten kapconstructie met trekspanten is toegepast. Dit toont een typerende werkwijze in de wederopbouwperiode, waarin oude en nieuwe technieken gelijktijdig werden toegepast.”